vrijdag 11 oktober, 09:33:11

Classificatie van de weerstations

Een goede meting van de verschillende weerparameters vraagt naast een nauwkeurig weerstation ook een volledig open opstelling, zonder enige obstakels in de nabijheid. Jammer genoeg is dit laatste niet altijd mogelijk. Door middel van codes en en classificatie wordt aangeduid hoe een meetpunt in ons netwerk mogelijks wordt beïnvloed.

In dit artikel leggen we uit hoe de weerstations in ons netwerk beoordeeld worden. Het finale cijfer dat wordt toegekend is gebaseerd op een aantal factoren:

  • Algemene opstelling (E)
  • Meting van temperatuur (T)
  • Meting van de neerslag (R)
  • Meting van de wind (W)

Nota: in de hierna volgende tekst vind je dikwijls een term terug zoals bijvoorbeeld 10h. Dit wil zeggen een afstand die 10 keer de hoogte van het obstakel bedraagt, 5h is dan weer 5 keer de hoogte van het desbetreffende obstakel. 

  • h’ is de hoogte van het obstakel (in meter) minus de hoogte van het meetinstrument
  • met ‘obstakel’ bedoelen we elk voorwerp dat door zijn grootte en omvang enige invloed kan uitoefenen op de te meten parameter. Bijvoorbeeld een metalen paal van een waslijn - ook al is die 2 meter hoog - zal voor de temperatuur weinig/geen invloed geven, ook al staat die maar op 1 meter afstand van de thermometerhut. Wanneer echter de was wordt opgehangen zal die mogelijks wel een grote invloed kunnen uitoefenen! Obstakels die een grote invloed uitoefenen zijn: huizen, tuinhuizen, muren, tuinafsluitingen, bomen, struiken, aaneengesloten hagen, enz… De moeten dus zoveel mogelijk worden vermeden en zich op een zo groot mogelijk afstand bevinden.

Algemene opstelling (E)

  • 5 = zeer open opstelling: geen obstakels binnen een straal van 10h of meer van de temperatuur- en neerslaginstrumenten
  • 4 = open opstelling: meeste obstakels bevinden zich op een afstand van 5h of meer van de meetinstrumenten voor temperatuur en neerslag; er is zeker geen enkel obstakel binnen een afstand 2h
  • 3 = standaard opstelling: geen significante obstructies of verwarmde gebouwen binnen een afstand 2h (of meer) voor de temperatuur en neerslaginstrumenten
  • 2 = beperkte opstelling: meeste obstakels of verwarmde gebouwen op een afstand 2h of meer voor temperatuur- en neerslaginstrumenten, geen enkel obstakel dichter dan 1h
  • 1 = beschutte opstelling: significante obstakels of verwarmde gebouwen binnen een afstand 1h van temperatuur- en neerslaginstrumenten
  • 0 = zeer beschutte opstelling: obstakels beperken in erge mate de blootstelling aan zonneschijn, wind en neerslag; hierdoor wordt de meting van temperatuur uiteraard ook sterk beïnvloed
  • R = dak-weerstation: meting van temperatuur en neerslag moet zoveel mogelijk vermeden worden
  • T = traffic-weerstation: weerstation gelegen langs publieke (snel)wegen, ook parkings/opritten enz… met grote oppervlaktes aan beton/asfalt vallen hieronder
  • U = onbekende opstelling
Opstelling van een weerstation dat tot nadenken stemt…

Opstellingsclassificaties hebben alleen betrekking op de locatie van de temperatuur- en neerslaginstrumenten, die idealiter op grondniveau zouden moeten zijn. Sensoren voor zonneschijn, windsnelheid enz. worden het best zo vrij mogelijk blootgesteld, en dak- of mastmontages hebben meestal de voorkeur. Dakmontages voor windmeting worden dan weer afgeraden omwille van turbulentie rondom het gebouw, tenzij deze zich er hoog boven bevinden.

Opstellingsrichtlijnen zijn gebaseerd op een veelvoud van de hoogte h van het obstakel boven de sensorhoogte; de norm is een minimale afstand van tweemaal de hoogte (2h). Dus voor een regenmeter op 30 cm boven de grond, moet een gebouw van 5 meter hoog minstens 9,4 meter verwijderd zijn (5 meter minus 0,3 meter, x 2), en een gebouw van 10 meter moet minstens 17 meter verwijderd zijn van een thermometerhut (10 meter minus 1,5 meter, x2)

Een al even bedenkelijke opstelling!

Meting van de luchttemperatuur (T)

  • 5 = goede meethut met een algemene opstelling classificatie van 4 of 5
  • 4 = goede meethut met een algemene opstelling classificatie van 3
  • 3 = goede meethut met een algemene opstelling classificatie van 2
  • 2 = goede meethut met een algemene opstelling classificatie van 1
  • 1 = goede meethut met een algemene opstelling classificatie van 0 of langs de weg of grote parkings (T)
  • 0 = meting op dak (R)
  • U = onbekend
  • NVT = niet van toepassing, geen temperatuursmeting op dit meetpunt
Een dakoversteek is al evenmin een goede optie

Meting van de wind (W)

  • A = windsensor MeteoWind, gemonteerd op 10 meter boven de grond op een mast of paal, met geen obstakels binnen een straal van 100 meter
  • B = windsensor MeteoWind, gemonteerd op een mast of paal >6 meter boven de grond en geen obstakels binnen een straal van 50 meter
  • C = windsensor MeteoWind, gemonteerd op een gebouw (dak) of langsheen een muur
  • U = onbekend
  • 0 = geen windmeting

Algemene beoordeling

De som van de opstelling (E), temperatuur (T) en (R) wordt genomen

  • 5* : 15 / 15
  • 4* : 12 / 15 of meer
  • 3* = 9 / 15 of meer
  • 2* = 6 / 15 of meer
  • 1* = overige stations

Voor stations waar ofwel temperatuur (T) ofwel neerslag (R) niet wordt gemeten wordt de beoordeling gemaakt door de som te nemen van de opstelling (E) en de gemeten parameter (T) ofwel (R):

  • 5* : 10 / 10
  • 4* : 8 / 10 of meer
  • 3* : 6 / 10 of meer
  • 2* : 4 / 10 of meer
  • 1* : overige stations

Merk op dat de wind niet wordt meegenomen in de algemene beoordeling.

 

Laatste bijwerking: 29 april 2024

Meteo-BE.net | BMCB.info maakt gebruik van cookies om uw ervaring op onze site te verbeteren.
Door gebruik te maken van Meteo-BE.net | BMCB.info gaat u akkoord met ons cookiebeleid.